verrekenen

verrekenen
{{verrekenen}}{{/term}}
I 〈overgankelijk werkwoord〉
[vereffenen] settle; deduct, adjust; 〈crediteren〉 credit to an account; 〈debiteren〉 debit to an account; 〈uitbetalen〉 pay out
voorbeelden:
1   voorheffingen worden verrekend met de belastingaanslag previously paid tax will be deducted in the final assessment
     iets met iets verrekenen balance something with something
II 〈wederkerend werkwoord; zich verrekenen〉
[zich vertellen] miscalculate
[bedrogen uitkomen] make a mistake/an error
voorbeelden:
1   hij heeft zich vijf pond verrekend he was out by five pounds (in his calculation)

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.

Игры ⚽ Нужно решить контрольную?

Share the article and excerpts

Direct link
Do a right-click on the link above
and select “Copy Link”